Het goede gesprek over de toekomst van Nederland
Bij Royal HaskoningDHV krijgen we veel vragen over de Omgevingswet. Eigenlijk is het vooral één vraag: wat betekent de Omgevingswet voor ons? Wij krijgen energie van het beantwoorden van die vraag en vinden dat antwoord graag voor u en met u. In deze blog lichten Christiaan Soer, Leading Professional Omgevingswet, en Simone van Dijk, Leading Professional omgevingsveiligheid, toe wat de wet betekent.
Nederland is in transitie. Het wordt vaak en veel gezegd, ook door ons. Het rijtje opgaven en transities zal bekend zijn: de klimaat- en energietransitie, circulair ondernemen, het terugdringen van het gebruik van zeer zorgwekkende stoffen, het (her)inrichten van het landelijk gebied en de bouw van grote aantallen duurzame en betaalbare woningen. Al deze opgaven concurreren met elkaar om de schaarse openbare ruimte in ons land, hoe verdeel je de schaarse ruimte en op basis waarvan? Welke activiteiten krijgen op welke plek de ruimte en onder welke voorwaarden?
De Omgevingswet
Dit samenspel tussen opgaven en transities vindt niet dankzij de Omgevingswet plaats. De wet heeft wel belangrijke gevolgen voor de vraag hoe we tussen opgaven kiezen. Ze vormt het speelveld en geeft de spelregels. Binnen een traditioneel wettelijk kader lijken wetten vooral technisch-juridische kwesties; wat mag wel en wat niet. Maar bij de Omgevingswet kom je er niet met techniek en het wat alleen; het draait om het hoe en waarom. Dat is een puzzel met sterke implicaties voor de houding en het gedrag van alle betrokkenen. Politiek-bestuurlijke sensitiviteit en omgevingssensitiviteit zijn daarbij cruciaal. Niet alleen voor de groep waarvoor dit altijd al essentiële eigenschappen waren – politiek en bestuur –, maar voor iedereen die een rol speelt of wil spelen in de ruimtelijke transitie van Nederland.
In de kern brengt de wet volgens ons drie ontwikkelingen samen. Dat zijn drie ontwikkelingen die binnen de scope van de wet vallen, zonder dat ze er expliciet onderdeel van zijn. Ze beschrijven de houding die de Omgevingswet vraagt: een assertieve overheid, proactieve bedrijven en betrokken inwoners.
Assertieve overheid
Bij de transitie van Nederland draait het om ruimte. Maar niet alleen om fysieke ruimte, uitgedrukt in hectaren. Het gaat ook om milieuruimte, ruimte op het energienet, CO2-ruimte en ruimte om te ondernemen. Ruimtes die soms niet verenigbaar zijn. Diverse provincies hebben al voor zichzelf becijferd hoeveel grondgebied er nodig is om aan alle ruimteclaims tegemoet te komen. In alle gevallen is dat een veelvoud van het oppervlak van de betreffende provincie. Dat schuurt en vraagt om keuzes. De Omgevingswet geeft kaders, werkprocessen en regels voor het maken van die keuzes, maar schrijft geen uitkomsten voor.
Het maken van keuzes is per definitie het terrein van de overheid, van politiek en bestuur. Maar juist omdat de wet geen uitkomsten voorschrijft, vraagt een bevredigende uitkomst om een goed gesprek. Een gesprek over waarden, waarde en schaarste. Een gesprek onder leiding van een assertieve overheid. Een overheid die keuzes durft te maken en besluiten durft te nemen. Niet voor, maar juist mét bedrijven, mét maatschappelijke organisaties en mét inwoners wordt de ruimte verdeeld.
Proactieve bedrijven
De overheid lijkt de regels van het spel te bepalen. En met de Omgevingswet zijn er een aantal nieuwe spelregels. Bedrijven moeten die kennen om het spel te kunnen spelen. Dat is soms wennen. De relatie tussen overheid en private partijen is veranderd. Niet langer is het er simpelweg één van vraag en antwoord. Een bedrijf dat een vergunning aanvraagt en een overheid die deze al dan niet toekent. Als bedrijf kun je je niet meer verschuilen achter je voordeur, waarbij je wijst naar de overheid als scheidsrechter. De Omgevingswet vraagt om een proactieve houding, vanuit een heldere strategische visie op de plek die je in de maatschappij wilt innemen, nu en in de toekomst. En de wet vraagt om bereidheid om rekenschap af te geven van de impact op de omgeving.
Ook voor ondernemers betekent dit het goede gesprek voeren. Met die omgeving én met de overheid. De uitkomst van dit gesprek zal niet altijd leiden tot een positief besluit voor de private partij met een initiatief. ‘Niet alles kan overal’ betekent ook, dat sommige activiteiten op sommige plekken niet (meer) kunnen. Dat is iets waar overheden eerlijk over moeten zijn en waar bedrijven in sommige gevallen compensatie voor moeten krijgen; er staat wat op het spel.
Betrokken inwoners
Inwoners zijn bereid om deel te nemen aan de zoektocht naar het goede besluit. Uit tal van onderzoeken over bestuurlijke dilemma’s blijkt dit. Maar, inwoners zijn wel goed, maar niet gek. Een inwoner wil vooral serieus worden genomen: niet achteraf een stempel geven, maar vroeg genoeg in het proces betrokken worden, niet als de kaarten al zijn geschud.
Een goed gesprek vraagt om oprechte deelname door betrokken inwoners en werkelijke interesse van overheden. Het gaat niet primair om het creëren van draagvlak. Het gaat erom dat een participatieproces zodanig is ingericht, dat de kwaliteit van de besluitvorming daadwerkelijk verbetert. Zo is participatie een onderdeel van het besluit en niet alleen het sluitstuk ervan.
Net als voor private partijen die actief het gesprek aangaan met de omgeving over hun plannen is participatie van betrokken inwoners geen garantie voor succes voor die inwoners. Meedoen betekent niet automatisch winnen. Er kan nooit 100% tegemoet worden gekomen aan de wensen van inwoners – als die wensen überhaupt al eenduidig zouden zijn. Iedereen beseft, dat je niet alles krijgt op je verlanglijstje, maar je bent blij met alles wat je krijgt. Dat zal soms een zoektocht zijn, maar leidt tot betere besluiten.
Hoop, lef en vertrouwen
Een assertievere overheid, proactieve bedrijven en betrokken inwoners. Waar staan wij als Royal HaskoningDHV in dit landschap? Wij zijn vooral blij dat we aan de slag kunnen: eindelijk is het zover. We weten dat de wet niet perfect is. Al weten we niet wat er fout zal gaan en welke aanpassingen nodig zijn. Onze uitgebreide ervaring leert dat de praktijk altijd vele malen creatiever is dan de wetgever vermoedt. Dat maakt het voor ons zo leuk.
Al meer dan tien jaar staan we aan de vooravond van de wet, het is nu tijd om ermee aan de slag te gaan. Dat is ook voor ons een uitdaging, maar wij vinden het een verademing dat we er eindelijk mee aan de slag kunnen gaan. Na tien jaar stappen we de toekomst in. Wij hopen dat de Omgevingswet de katalysator is voor de wel afgewogen ruimtelijke transitie van Nederland.
Naast die hoop, hebben we ook vertrouwen. Wij hebben vertrouwen in een goede uitkomst van deze transitie. Misschien nog niet op 2 januari, maar de Omgevingswet is een goede wet, die zorgvuldig tot stand is gekomen. We zullen samen moeten leren om ermee te werken. Het wordt een interessante tijd. Een tijd die vraagt om meer lef, ook van ons. Onzekerheid hoort erbij, maar die is sowieso kleiner dan de onzekerheid die er was toen de Omgevingswet er nog niet was. We moesten anticiperen op een wet die kwam, maar niemand wist wanneer. Tot slot stellen we u ook graag gerust: veel gaat nu al goed, en het meeste zal goed (blijven) gaan. Ook na 1 januari. Wij hebben er zin in om samen met u de schouders onder te zetten om dit tot een succes te maken.
Neem contact op met:
Deze bijdrage downloaden? Klik hieronder.